Greep uit de week 161

0 2970

Een ouderwetse spanning heeft zich van me meester gemaakt. Gisteravond vlak na het voeren in het bosmeer ontsproot op de stek langs de overhangende bomen een enorm bruisplakkaat. Dit kan niet missen, dacht ik. Een wekker hoefde ik niet te zetten, ik wist wel zéker dat ik op tijd wakker zou zijn

Mijn ontbijt en een kan thee heb ik gisteravond al in mijn tas in de auto gedaan. Broek aan, lenzen in en wegwezen. Het begint net licht te worden als ik bij het meer ben. Een ree springt verschrikt over het pad als ik naar mijn stek toe loop. Er hangt mist over het water. Alles wat ik hoor, is vogelgekwetter. Het meer straalt serene rust uit maar ik ben verre van rustig. Al mijn zintuigen staan op scherp! Eerst een paar cupjes noten het water in. Links op het wijd en rechts voor de bomen. Mijn ogen scannen het water af. Rechtsvoor zie ik een groepje bruisplekken. Steunen de grond in, voorsteunen diep om de lijn tegen de grond te houden. Het aas ligt in één keer goed. Toen ik hier van de week voor het eerst was, zaten die bruisers vooral links. Dat was rond een uur of tien. Zouden ze daar in de loop van de ochtend naar toe verplaatsen? Als ze mijn voer gevreten hebben, zouden ze er nu meteen op moeten komen. Of zouden de tijgers nog niet zijn aangeslagen? Op sommige wateren duurt dat wat langer. Soms wordt het zelfs nooit echt goed. Misschien hebben deze vissen amper vreemd aas gezien en is er nu zoveel natuurlijk voedsel dat ze daar niet aan beginnen. Het is tenslotte al hoogzomer, niet echt een toptijd. Die bruisplekken rechts verplaatsen maar weinig. Zal ik daar een hengel tussen gooien?

Een half uur lang is mijn hoofd vol met vragen. Wat kan een mens bezig zijn met iets onnozels als waar karpers in een Frans meer zich ophouden en wat ze vreten! Dan maakt een snerpende run een abrupt einde aan mijn twijfels en sta ik ineens met een hoepelronde hengel. Een gierende slip geeft aan dat een woedende karper met grote haast meters lijn van mijn molen trekt. Nu heb ik die slip niet zo zwaar afgesteld - ik heb geen zin in onnodige losschieters en veel obstakels zijn er niet - maar er is toch echt wel weerstand en deze vis blijft maar gaan. Na een meter of dertig rem ik wat bij. Met enige moeite kan ik hem stoppen maar ermee eens is-ie het niet. Even schiet het door mijn hoofd dat ik hier op dit onbekende Franse meer misschien wel een megavis sta te drillen. Dat zou wat zijn zeg! Hoewel, deze vis lijkt me wat te levendig voor zo’n dikbuik. Na een stevig gevecht heb ik hem langs de kant. Het kost me nog moeite om hem naar boven te krijgen. Als hij weer een schot wil maken, rem ik de spoel af en verschijnt de rug van een spiegel in het oppervlak. Nu gaat het lukken. Met een zucht van opluchting hijs ik mijn net omhoog. Het is een snaarstrakke spiegel van een pond of zeventien. Een behoorlijk oude vis, zo te zien, maar puntgaaf.

Nu heb ik eindelijk de rust om van mijn yoghurt met Franse kersen en ambachtelijk gemaakte aardbeienjam te genieten. En van de omgeving, want die is formidabel. Tussen de bomen op de oevers is druk vogelverkeer gaande. Ik zie drie knalgeel met zwarte vogels overvliegen. Een sms-je naar karpervisser en vogelkenner Mark levert binnen een paar minuten uitsluitsel. Wielewalen. Langs de overkant klapt af en toe een karper. Een eind weg en niet te begooien. Maar ach, aan deze kant vang ik ze ook want een kwartier later is het alweer raak. Wederom de hengel op het wijd en weer zo’n absurd sterke vis. Nu is het een schub van ongeveer gelijke grootte. De kanthengel doet nog niks en ik besluit die tussen de nog immer borrelende bruisplekken te gooien, met een cupje noten erachteraan. De tijgers hebben hun werk goed gedaan want binnen een half uur gaat ook die hengel af. Een klein schubje met een hoge rug. De laatste twee vissen zijn de zwaarsten, een schub en een spiegel van beide negentien pond, bijna tegelijk en eentje toch nog onder de bomen.

Tegen tienen is het al een uurtje stil en vind ik het mooi geweest. Ik ga inpakken. Een stukje terug zie ik trouwens concurrentie verschijnen. Een enorme snoekdobber plonst herhaaldelijk het water in. Nadere inspectie leert dat die boei niet ingezet wordt om snoek te vangen maar om de diepte te peilen. Tussen de struiken door zie ik namelijk twee typisch Franse karpervissers. Elk een skypod met vier hengels erop, schuin omhoog gericht. Na het gepruts met de peildobber volgt een kannonade van boilies uit een werppijp.

Ik schiet er nog wat tijgers in voor een volgende keer. Dat trekt de aandacht van mijn collega’s want plotseling staan ze achter me. Aan hun gezicht zie ik dat er iets niet in de haak is. Niettegenstaande het geheel ontbreken van de bekende rood-witte borden blijkt voor dit meer weer een aparte vergunning nodig te zijn, minimaal drie dagen tevoren te reserveren in het nabijgelegen stadje tegen de vergoeding van één euro per uur en voor een minimum van twaalf uur. Deze overigens zeer aardige jongens hebben het meer voor twee dagen afgehuurd en daar €96,- voor neergelegd. Natuurlijk blijft de wereldwijd universele vraag van vissers aan elkaar niet uit. Ik houd het met 'quelques carpes' maar in het midden.

Richard van den Bos

Gerelateerde berichten
Facebook reacties

Om u de beste gebruikerservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons cookiebeleid.

Om u de beste gebruikerservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons cookiebeleid.